Wat houdt de keuring in detail in?

De visuele controle

De volgende punten worden gecontroleerd:

  • De mechanische toestand, de behuizing moet heel en vrij van vocht en vuil zijn, er mogen geen
    schroeven ontbreken.
  • Aansluitleidingen mogen niet beschadigd zijn of ondeugdelijk gerepareerd, klasse II apparaten mogen
    alleen voorzien zijn van aansluitsnoeren die een geheel vormen met de stekker (aangegoten) zonder
    randaarde.
  • Apparaten mogen niet gemodificeerd zijn, ze moeten toegepast worden overeenkomstig het
    ontwerp.
  • De trekontlasting van de aansluitkabel moet een goede werking hebben en de kabelinvoeren
    moeten deugdelijk zijn.
  • Stekkers en contrastekkers moeten onbeschadigd zijn, de randaarde contacten moeten in de juiste
    positie zitten en de invoer van rubberen stekkers moet goed aansluiten rond de kabel.
  • Schakelaars en bedieningsorganen moeten in een deugdelijke staat verkeren.
  • Beveiligingen (zekeringen, automaten, thermische beveiligingen) moeten correct zijn gekozen en afgesteld.

De meting

Aardleiding (alleen bij klasse I apparaten)

De aardleiding bij klasse I apparaten (met randaarde stekker) mag geen te hoge elektrische weerstand hebben, als er een defect in het apparaat ontstaat, waardoor uitwendige metalen delen onder spanning kunnen raken, moet er voldoende stroom door de aardleiding kunnen vloeien om de zekering (stop) of aardlekschakelaar van de installatie aan te doen spreken.
Met uitzondering van verlengsnoeren mag de maximale weerstand van de aardleiding 0,3 ohm bedragen, bij verlengsnoeren ligt dit, afhankelijk van de lengte, hoger tot een maximum van 1 ohm.

Isolatieweerstand

De isolatieweerstand is de weerstand tussen (aanraakbare) metalen delen en de netaansluiting.
Deze weerstand moet zo hoog mogelijk zijn om bij een defect geen schok van het apparaat te krijgen.
Bij klasse I apparaten (met randaarde) mag dit minimaal 0,5 Mega ohm en bij klasse II apparaten (zonder randaarde) 2 Mega ohm zijn.
Een uitzondering hierop zijn klasse I apparaten met verwarmingselementen (ovens e.d.) welke een minimale weerstand van 0,3 Mega ohm mogen hebben.
De isolatieweerstand wordt gemeten met een meetspanning van minimaal 500 Volt.

Vervangende lekstroom

De vervangende lekstroom wordt net als de isolatieweerstand gemeten met een minimale meetspanning van 500 Volt en heeft ten doel om te bepalen wat de maximale stroom zal zijn die bij een defect kan vloeien tussen aanraakbare metalen delen en de aarde en dient zo laag mogelijk te zijn.
Bij klasse I apparaten is die stroom maximaal 7 milliampère en bij enkelfasige klasse II apparaten maximaal 1 milliampère.

Functietest

Tijdens de functietest wordt het apparaat met het net verbonden en ingeschakeld.
Het doel van deze test is om te bepalen of het apparaat de juiste werking heeft en de zekeringen intact zijn.
Verder worden tijdens deze test de werkelijke lekstroom en het opgenomen vermogen gemeten.
De werkelijke lekstroom mag bij klasse I apparaten maximaal 1 milliampère en bij klasse II apparaten maximaal 0,5 milliampère bedragen.
Het opgenomen vermogen is afhankelijk van het apparaat maar mag maximaal 3700 VA zijn.

Na elke test wordt het nummer van het te keuren apparaat ingegeven in het testapparaat, alle meetgegevens worden onder dat nummer opgeslagen.
Het testapparaat wordt later op een computer aangesloten waarna alle testgegevens automatisch op de juiste plaatsen in een database programma worden geschreven.
Fouten zijn hierdoor vrijwel uitgesloten.

Attrana maakt gebruik van de Fluke 6500 apparatentester in combinatie met Fluke DMS software, dit apparaat wordt elk jaar ter calibratie en controle aangeboden aan Fluke.
Op aanvraag kunnen wij u een kopie van het testcertificaat aanbieden.